233. Bezems en Mais

Altijd weer die eeuwig terugkerende vraag: wat zie je als je door de wereld fietst? Of anders: wat zie je als fietser béter dan de mensen die op de motorfiets of met de auto reizen? Want het is meteen het antwoord op de belangrijkste vraag: waarom fiets je.

Laat om te beginnen die auto maar weg. Die hoort niet in dit rijtje, want in een auto is je zicht beperkt en je snelheid te hoog en de halve tijd zit je, als bijrijder tenminste, te dommelen, zie je sowieso niets. Nee, fiets versus motorfiets, dát is de vraag, en ik ben degeen die hem stelt, want ik ben het ook die aan het eind van de dag, afgemat door zwoegend klimmen of slecht wegdek, geen energie meer heeft voor iets anders dan douchen, languit liggen om de spieren rust te gunnen en een goed bord eten, want er moeten eiwitten en calorieën in wil je de volgende dag verder kunnen. Dat heb je met een motor allemaal niet. Dan ben je aan het eind van de rit nog relatief fit en toch zie je, net als met de fiets, alles. Denk ik, heb nog nooit een tocht met een motor gemaakt, maar de weegschaal begint toch aardig door te slaan ten nadele van de fiets.

Terug naar de vraag: wat heb ik gezien? Het begon met bezems. Dit zijn de (sub)tropen en de bewoners van deze gebieden hebben het doorgaans niet breed. Ze wonen eenvoudig, huizen hebben stenen of planken vloeren en die worden geveegd, met zachte, compacte bezems. En de bezems voor heel Laos en de buurlanden worden hier in het noorden gemaakt, van de pluimen van hoge grassoorten. Dit jaargetijde blijkt de oogstperiode, de afgelopen twee weken heb ik ze overal aan het werk gezien met snijden, schoonmaken en bundelen, en wat opviel was dat het in hoofdzaak jongeren waren die, gewapend met sikkels, eropuit trekken om de pluimen te oogsten. (Eropuit, ja, ik heb het moeten nakijken, maar zo schrijf je dat.) Vervolgens wordt de oogst thuis door oudere moekes gesorteerd en op het asfalt van de openbare weg in de zon te drogen gelegd. Maar zoals overal ter wereld gebeurt met de producten van het land, of het nu eetbare gewassen zijn of de pluimen van het wilde gras, iedereen wil er een slaatje uit slaan. Tussenhandel heet dat. Zoals hier, in een dorp waar ik stopte om water te kopen. Kennelijk was er thuis weinig belangstelling voor, of de jongens wilden gewoon een zakcentje verdienen, in elk geval verkochten ze hun oogst aan de vrouw van de lokale Winkel van Sinkel die de bundels netjes afwoog en de jongens wat bankbiljetten toestak. Briefjes van duizend, zag ik in de gauwigheid. Tien eurocent.

Wat gebeurt er na het drogen? Dan worden ze schoongemaakt, het stof (en stuifmeel?) wordt verwijderd door de pluimen hard op het asfalt te slaan, waarna ze gebundeld worden en verkocht aan opkopers. Dat zal die winkelierster ook gedaan hebben die de oogst van de dorpsjongens kocht, verdient zij er weer een paar dubbeltjes aan. En zo wordt het product met elke tussenstop duurder. Ook de chauffeurs moeten er aan verdienen, vrachtwagens vol heb ik gezien, als je niet beter wist zou je denken dat het ladingen veevoer waren. Vervolgens worden ze op centrale marktplaatsen verhandeld, dus wordt het product wéér duurder, opnieuw gebundeld en ingeladen en naar elders gebracht waar het uiteindelijk bezems worden. Geen idee waar dat gebeurt, sociale werkplaats kennen ze hier niet, dus ergens zitten vrouwen (?) de hele dag bezems te maken die dan uiteindelijk in de winkel liggen. Of ze worden verhandeld door iemand die er mee langs de straat gaat, zoals deze vrolijke dame. Veel duurder dan in de winkel zullen ze niet zijn, dus zij verdient er ook nog een paar centen aan.

Economie van de kleine winst. Dat is de wereld die je ziet als je fietst (of op de motor zit). De langzame wereld van kleine stapjes, kleine initiatieven en dus kleine verdiensten. Dit maismeisje bijvoorbeeld. Met twee stoompannen zit ze langs de weg onder een afdak dat betere tijden heeft gezien, en achter haar een slapend kind. In elk van de pannen een stuk of vijftien maïskolven. Misschien twintig. Hoeveel ze kosten? Een kwartje. Als ze mazzel heeft en alles verkoopt heeft ze een omzet van omgerekend een tientje. Moet ze de mais eerst voor kopen, dan sjouwen met die pannen, hout om de vuurtjes onder de pannen gaande te houden en water om de mais in te stomen. En hoe kwam ze hier, langs die godverlaten weg waar af en toe een auto komt en vandaag een fietser? Gebracht door iemand met de brommer met aanhanger, dat kost ook iets. Vroeger was er een flauwe reclame op de Nederlandse televisie van een man in bed die zich nog een keer behaaglijk omdraait en roept dat hij er alleen voor beschuit uit komt. Dit meisje heeft die keuze niet. Ze moet, elke dag opnieuw. Voor een paar rotcenten.

Maar het kan nog erger. Of erger? Waarom zeg ik dat? Dat het op mij zo overkomt is omdat ik het spiegel aan mijn eigen situatie, en dat is empathie van de verkeerde soort. Maar toch, als je begrijpt wat je hier ziet, moet je toch even slikken. Analyse van de situatie: er is een vrachtwagen voorbijgekomen met mais, en die heeft in de bocht wat van z’n lading verloren. Misschien was de laadbak te vol, ik zie dat bij ons ook als de mais geoogst wordt, dat is dan gehakseld, het hele spul wordt in een aanhanger geblazen en dan ontstaat er een heuvel in de wagen, of noem het gerust een berg, die door de wind en de beweging onderweg wordt weggeblazen en op straat komt. Hier kan iets soortgelijks gebeurd zijn, met dan niet met gehakselde mais maar complete maïskorrels. Voedzaam en dus kostbaar spul, zomaar in de berm. Moeten grootmoeder en kleindochter ook gedacht hebben. Kom, zegt de oude tegen de jonge, we gaan. En gewapend met emmer en bezem gaat het naar de provinciale weg. Oma veegt de kostbare lading op kleine hoopjes, en kleindochter raapt. Korrel voor korrel, en niets gaat verloren. En de fietser komt voorbij en ziet het.

5 gedachten over “233. Bezems en Mais

  1. Och wat kan het leven eenvoudig zijn, alles heeft waarde, niets weg. Gebruiken wat er is.
    Mooie weergave met foto’s van leven daar heb je opgeschreven. Groet.

    • Zie kaart in ‘En waar is hij’ (in menubalk), kan je precies zien hoe ik door Laos gereden ben. Door de provincies Oudomxai en Louang Phrabang zuidwaarts over de hoge bergen (1420 meter!) naar Vientiane en nu weer Thailand.

  2. Hoi Hans,

    Hoe gaat het? Ik hoop van goed maar ik heb al een poosje geen nieuwe blog meer ontvangen. Ben je nog wel aan het fietsen of inmiddels weer in Nederland?

    Groet van Ton Flach
    We hebben samen in Thaton gegeten.

    • Nog volop aan het fietsen… zie de kaart in ‘waar is hij’ in de menubalk hierboven. Ben nu in Kamphaeng Phet, en dan gaat het langzaam maar zeker terug naar Chiang Mai.

Plaats een reactie