62. Gewoonterecht

(Zie ook naschrift onderaan.)

‘Het een zeggen en het andere doen. Dus eigenlijk doen alsof je iemand anders bent. U kent dat vast wel, luisteraars, nietwaar?’ Als Cor Galis, stem en geweten der VPRO, nog zou leven en ik zou nog voor die omroep werken en als vanouds De Mening Van Cor Galis schrijven, dan zou dit de openingsregel zijn.

Doen alsof je iemand anders bent. Bertolt Brecht kon er wat van. Schreef aangrijpende liedteksten en toneelstukken over de door het vuige kapitalistentuig onderdrukte arbeidersklasse, kleedde zich ook bij voorkeur in zwarte kolensjouwersjasjes en arbeideristische flodderhemden, maar liet die wel door zijn Frankfurter kleermaker uit de fijnste zijde snijden en met de hand naaien. Niet erg hoor. Van mij mag het, maar het schetst wel een beetje een sneu beeld van zo’n man. Doen alsof je iemand anders bent. Jean-Jacques Rousseau was er een meester in. Schreef zijn geruchtmakende Emile ou de l’éducation waarin hij zijn zienswijze over de aangeboren goedheid van de mens koppelde aan zijn denkbeelden over de ideale, natuurlijke opvoeding van een kind, maar in het echte leven verwekte hij vijf kinderen en dumpte ze alle vijf in een kindertehuis omdat ze teveel lawaai maakten. Dat is al een stuk ernstiger dan het kinderachtige bedrog van Bertolt Brecht. De onlangs overleden Dennis Hopper kon er trouwens ook wat van, doen alsof hij iemand anders was. Beroemd is de anekdote dat hij zich op de set van Wim Wenders meldde om Ripley te spelen in Der Amerikanische Freund. Hij kwam rechtstreeks van de Filipijnen waar hij Coppola’s Apocalypse Now had gedraaid. Zwaar aan de drugs, vermagerd, open wonden aan zijn benen en suïcidaal. Overlevering wil dat hij op de set ronddwaalde, mompelend ‘ik begrijp mezelf niet en ik begrijp anderen ook niet.’ Maar Hopper deed misschien niet eens alsof hij iemand anders was, bij hem was het eerder zo dat hij nooit zichzelf was geweest.

Nee, een kras staaltje Doen Alsof Je Iemand Anders Bent zien we dezer dagen in Suriname, waar het geboefte Desi B. en Ronnie B. de handen ineengeslagen heeft. Desi B. wordt president en kan vrijelijk naar het buitenland reizen omdat Nederland op grond van het internationaal gewoonterecht zijn diplomatieke onschendbaarheid zal respecteren. Je leest het, je hoort het, maar je begrijpt het niet. Desi Bouterse pleegde een staatsgreep, vermoordde in december 1982 vijftien vermeende tegenstanders van zijn militaire bewind en staat op internationale most wanted lijsten wegens cocaïnehandel, waarvoor hij in Nederland bij verstek tot elf jaar cel is veroordeeld. Ronnie B. is voormalig leider van het junglecommando dat zich jarenlang gewapenderhand tegen Bouterse heeft verzet en ook Ronnie is bij verstek veroordeeld tot zes jaar wegens drugshandel.
Maar er dreigt een staatsrechtelijk novum: de in Suriname lopende rechtszaak tegen Bouterse i.v.m. de decembermoorden kan niet worden stopgezet. Ook niet door Bouterse zelf, als hij president wordt. Zo’n Berlusconi-truuk zou hem wel in de kraam komen, maar het gaat hem niet lukken. Mocht Bouterse veroordeeld worden moet zijn eigen minister van Justitie hem gevangen laten zetten, maar verwacht wordt dat president B. zal aansturen op amnestie of gratie en dat zou hij vanuit zijn presidentiële bevoegdheid wel eens voormekaar zou kunnen krijgen.

Kortom, een krankzinnige zaak. Moordenaars en drugshandelaren die doen alsof ze staatshoofden zijn en ook als zodanig gerespecteerd zullen worden op basis van gewoonterecht. Wat zou Cor Galis hierover gezegd hebben?

‘Gewoonterecht, luisteraars, gewoonterecht. Ik zie het woord, ik hoor en lees het, maar ik snap het niet, nee. En U toch ook niet? Dus waarom doen we dan niks? Straks bijvoorbeeld, woensdag, tijdens de verkiezingen. Stemmen op de partij die afschaffing van het gewoonterecht in z’n programma heeft staan. Logisch toch? Jahaha, had u gedacht, luisteraar, had u gedacht. Want dat hebben ze namelijk niet in hun programma staan, nee. Want niemand had ooit van dat gewoonterecht gehoord, dat wordt nu opeens als een groot zwart Surinaams konijn uit een hoge hoed getoverd. Trouwens, bent u ook zo benieuwd, luisteraars, hoe de eerstkomende minister van Buitenlandse Zaken president Bouterse welkom gaat heten als deze op Schiphol aankomt? Een hartelijke handdruk? Een kleine hug wellicht? In elk geval goed z’n bagage doorzoeken, heren. En hem op de pot zetten, zoals te doen gebruikelijk met potentiële Surinaamse bolletjesslikkers. Kwestie van gewoonterecht.’

___________________________________________________________________________

Naschrift 23.8.2010.

Stan van Houcke, ex-collega van de VPRO, heeft mij n.a.v. dit stukje  op zijn eigen website stevig gekapitteld en voor leugenaar uitgemaakt: ik zou opzettelijk de indruk gewekt hebben dat ik als enige bij de VPRO ‘De Mening van Cor Galis’ schreef. Hij maande mij dat ik mijzelf niet groter moest maken dan ik was, want die Mening werd geschreven door een collectief, door mensen als Ronald van den Boogaard, Chris Kijne, Anton IJdo, Peter Flik, Ton van der Graaf en, heel soms, hijzelf. Zelfs de omschrijving ‘als vanouds’ stoorde Van Houcke. Kortom, ik zou valselijk een bewering hebben gedaan die niet overeenkomt met de werkelijkheid.

Natuurlijk is het waar dat talloze collega’s teksten leverden die door Cor Galis werden voorgedragen. Ik was slechts één van hen. Maar de beschuldiging dat ik opzettelijk heb willen doen voorkomen dat ik de exclusieve tekstschrijver van Cor Galis was is niet alleen absurd, maar bovenal kinderachtig en opzettelijk onwelwillend. Ik wás een van de tekstschrijvers voor Cor Galis. Ik dééd het destijds met grote regelmaat (schreef een slordige honderd teksten voor hem) en omdat het in het verleden ligt en het een terugkerende activiteit was, is op de aanduiding ‘als vanouds’ niets aan te merken.

Hoe dan ook, om iedereen recht te doen had de gewraakte zin volgens de verbolgen ex-VPRO’er misschien als volgt moeten luiden:

Als Cor Galis, stem en geweten der VPRO, nog zou leven en ik zou nog voor die omroep werken en, net als talloze collega’s, wiens namen ik nu even onvermeld laat, anders wordt het zo’n opsomming nietwaar, maar laten we zeggen: een collectief binnen diezelfde VPRO, als ik dus als vanouds op onregelmatige tijden en in wisseldienst De Mening Van Cor Galis zou schrijven, als onderdeel van eerdergenoemd collectief en dus zónder enig beroep op exclusiviteit, dan zou dit de openingsregel zijn.

Mooi. Hebben we dat ook weer gehad. Gaan we dan nu weer fijn aan het werk, Stan van Houcke? Ja?

Een gedachte over “62. Gewoonterecht

Plaats een reactie