61. Natuurdrinken

Toen Joost Zwagerman zijn boekenweekgeschenk ‘Duel’ ging schrijven trok hij zich terug in de stilte van een afgelegen weekeindhuisje ergens buiten de grote stad. Thuis kon het niet, te druk. Ik zag foto’s van hem aan de keukentafel, in blauwe overall achter een opengeklapte laptop. Door een raam zie je de buitenruimte, maar Joost zit binnen.

Ruimte en buiten om tot schrijven te komen? Bij mij is het andersom. Ik zou me terug moeten trekken in de stad, ver van de verlokkingen van de buitenwereld. Want wie kan aan de schrijftafel blijven zitten als het eindelijk, eindelijk voorjaar wordt? De natuur trekt aan je mouw, als een buurjongetje klopt ze op de deur en roept ‘kom je buiten spelen?’. Eerst hadden we die krankzinnige winter, alweer bijna vergeten, en nu met eindeloze vertraging een soort voorjaar. Alles lijkt een beetje gekapseisd. Toen het vorige week een paar dagen achtereen warm was, werd overal gemaaid; de boeren moeten aan hun wintervoorraad denken, het gras moet ingekuild, maar we horen ze zuchten dat de oogst mager is, vorig jaar deze tijd haalden ze het dubbele binnen.

De vogels intussen doen hun best alles zo normaal mogelijk te doen verlopen. Er wordt gebouwd en gebroed, en de verschillen zijn opvallend, sommige soorten liggen nu al een ronde voor. Als je goed oplet zie je aan hun vlieggedrag vanzelf waar ze hun nest hebben. Maar die schema’s, het blijft gissen hoe dat werkt. Het eerste broedsel zanglijsters is al uitgevlogen, terwijl een vinkenpaar nog bezig is een nest te bouwen. In de boom langs de oprijlaan broeden grauwe vliegenvangers, in de klimroos een nest puttertjes en drie zwaluwnesten in de stal. Iedereen werkt aan ee nieuwe generatie, behalve de houtduiven. Die hebben het nestbouwen alweer opgegeven. Dagenlang knoeiden ze met takjes maar het houdt niet, alles valt kapot, het is hopeloos gesteld met ze. Aan het eind van de dag zitten ze op het hek en liefkozen elkaar, maar hoe ze met hun onhandigheid de soort in stand houden? Vlakbij zit de vliegenvanger, en bekijkt met argusogen de buitenwereld.

De hardste werkers op dit moment zijn kool- en pimpelmezen. Je hoort de jongen kwetteren in de nestkasten, en de ouders vliegen zich het schompes om voedsel aan te slepen. Als je te dicht bij het nest komt, treedt een raar mechanisme in werking. ‘Niet naar het nest, anders verraad je waar de jongen zijn’. In plaats daarvan blijven ze nerveus piepend en fladderend vlak in de buurt en trekken nu pas écht aandacht. Wat dat betreft is de natuur niet slim. Soms word je, als je tussen de weilanden fietst, door een kievit achtervolgd. Haar nest moet vlakbij zijn, ze ziet je als indringer en wil je van dat nest weglokken. Soms vliegt ze drie of vierhonderd meter langszij terwijl ze zoveel mogelijk afleidend kabaal maakt. Malle vogel. Als ze d’r mond had gehouden had ik nooit geweten dat er een nest in de buurt is. En die pimpelmees, ach, als je maar lang genoeg stil blijft staan, gaat ze vanzelf wel naar het nest…

Ze vliegt naar het nestkastje ...

... nog even kijken of de kust veilig is, en dan naar binnen.

En op de terugweg neemt ze afval uit het nest mee.

Wat ook een raadsel blijft, is wat de natuur met je doet. Met je hoofd dus. Hoe je kijkt en luistert. Er is zóveel visuele en akoestische informatie, hoe moet je dat behappen? Hoe moet je dat overweldigende buiten in je binnenwereld inpassen? Misschien is dat wat Willem Kloos bedoelde toen hij opmerkte dat de natuur mooi is, ‘maar je moet er iets te drinken bij hebben’. Overlevering wil dat ook P.C. Boutens dorst kreeg door de natuur. Toen iemand tegen hem zei dat het hier zo mooi was, antwoordde hij ‘ja, maar nu wordt het toch tijd voor een borrel.’  Doen wij dus ook. In de namiddag, uitkijken over het wijde prachtland in de lage zon en dan een glas Stadt Krems, een heerlijke Oostenrijker van een druivensoort waar ik tot vorig jaar nog nooit van gehoord had, Grüner Veltliner. Natuurdrinken noemen we dat. En het schrijven wordt allengs moeilijker.

In al dat tumult van groei en nieuw leven trouwens laatst een raar sterfgeval. Een vleermuis, pardoes overdag neergestreken tegen de muur bij de voordeur. Ze haakte haar klauwtjes in het metselwerk en vanaf dat moment heeft ze niet meer bewogen. Zomerslaap? We lieten haar met rust, ofschoon de kippen soms reikhalzend gevaarlijk dicht bij haar kwamen. Toen we na drie dagen goed keken, bleek ze dood. Rare omdraaiing. Als een kat de dood voelt komen, verdwijnt ze onder de struiken. Vleermuizen doen het tegenovergestelde. Ze leven in duister, en sterven in het licht. Toch ook iets om weemoedig van te worden. Ach ober, doet u nog een glas.

3 gedachten over “61. Natuurdrinken

  1. Goed om te zien dat je weer “in de lucht bent”.

    Ook hier in Frankrijk is de lente begonnen en wel met een nestje Duitse Staande Langharen.

    Kijk uit naar je volgende stuk.

Plaats een reactie