124. Rilke in Frankrijk

Frankrijk in de herfst. In een dorpje wijst een digitale thermometer op de gevel van een apotheek 31 graden aan. De maïs ritselt droog op de akkers en de zonnebloemen laten definitief hun kopjes hangen. Het belooft een hete herfst te worden. Rare uitdrukking. Waar komt die vandaan? Google biedt uitkomst. Het lijkt allemaal te zijn begonnen met het Engelse long hot summer. In de extreem hete zomer van 1967 braken in enkele zwarte getto’s in de Verenigde Staten ernstige rellen uit, die 38 mensen het leven kostten. Sommige hadden een politieke achtergrond, waardoor long hot summer (in 1958 al gebruikt als titel van een film naar een verhaal van William Faulkner) een overdrachtelijke betekenis kreeg, namelijk ‘periode van sociale rellen en politiek oproer; uitbarsting van geweld’. Maar daarmee heb je nog geen hete herfst. Duitsers spreken trouwens van een heisser Herbst, de Fransen van automne chaude en zelfs de Russen hebben last van een zjarkaja ossen. Het zou nog met stakingen in Italië te maken hebben, maar ik vond het wel mooi zo en heb de zoektocht opgegeven.

En ach, hoeveel kilometers nog reed ik sinds mijn vorige bericht uit Nantes. Westwaarts langs de Loire naar de Atlantische Oceaan. Soms leek het Friesland, met stille wegen tot de einder, langs een gekanaliseerde zijarm van de Loire. Populieren ruisen in de wind, tussen het riet eenzame vissers die loom in groet de hand heffen. Zie ze zitten, met hengels en leefnetten, in de berm hun gebutste Renault 4. Doodstil zitten ze op hun klapstoel en houden vijf, zes hengels in de gaten die lang en spits ver over het water wijzen. Hoeveel poëzie hebben zij inmiddels in hun hoofd geschreven, hoeveel toneelstukken? Hebben ze met al dat dobberturen de innerlijke leegte bereikt? Nirvana, Goddelijke Eenheid, Innerlijke Vrede? Welnee, gewone kerels zijn het, ruwe bonken met ongeschoren knoestkoppen die aan bier denken, en aan de kont van de buurvrouw.

Zelf heb ik wel een verrijkende ervaring als ik iets buiten Couëron onverwacht oog in oog kom te staan met een verrassend kunstwerk van Jean-Luc Courcoult. Ik noem naam en plaats, mocht iemand ooit derwaarts reizen, zorg dat je het ziet. La Maison dans la Loire heet het. Heel toepasselijk, en geen woord teveel. Eerst denk je aan een ongeluk, de rivier is buiten haar oevers getreden, ach wat vreselijk voor de bewoners, kijk nou toch, even nog en het huis verdwijnt in de golven. Dan ontdek je een informatiebord. Het blijkt een kunstwerk, en de bedoeling was exact dát teweeg te brengen wat mij overkwam. “Imaginary realism”, noemt Courcoult het. ‘Realism’ because we are dealing with concrete, tangible, palpable, and absolute reality. And ‘imaginary’ because the goal is to introduce a little dreaming into people’s lives. Mooi, ja.

Zuidwaarts langs de Atlantische kust, waar de wind me de ene dag bijna uit het zadel beukt en daags erna is er niets dan zoemende hitte. De weg dwaalt langs dorpjes en landerijen en zet je soms voor wonderbaarlijke raadsels. Zoals: wat doen deze slakken hier, in de verkeerspaal? Vijf, zes opeenvolgende palen bedekt met slakjes. En levend hoor. Als je ze voorzichtig probeert los te wrikken voel je weerstand, ondanks de verzengende hitte zit er leven in. Maar wat doen ze hier? Komen ze ooit nog omlaag? En zo neen, hoe vinden ze dan voedsel, hier, tegen die gladde paal?

In weilanden ligt het witte vee geduldig te herkauwen, in gelukzalige onwetendheid van wat morgen hen brengen zal. Die hebben het verder geschopt qua innerlijke vrede dan die vissers, of mijzelf. Want soms is fietsen geen plezier. Dan is het een gevecht, niet alleen met jezelf en de woede in je kop en protesterende beenspieren, maar ook een gevecht met de afstanden en de vervloeking als er na een bocht weer een stevige klim blijkt te liggen, of onbehouwen automobilisten die je inhalen en door een inderhaast opengedraaid raampje verwensingen toeschreeuwen. Dan is er geen ruimte voor poëzie of gelukkige gedachten, maar wordt er in dat vermoeide hoofd een robbertje gevochten. De proleterige chauffeur die je uitschold wordt alsnog achter zijn stuur vandaan geplukt en krijgt een pak ransel, en ook de cafévrouw die je drie dagen eerder met veel misbaar de deur wees toen je vroeg of je de bidon met water mocht vullen krijgt haar trekken thuis. Het hoofd is een rare plek, dat woelt en rommelt en vaak is de rust ver te zoeken.

Maar evenzo vaak is het er wél, die stilte. Dan valt alles op z’n plaats. Klinkt als een cliché, maar zo is het precies. Je komt ergens en er maakt zich een diepe tevredenheid van je meester. Of dat hetzelfde is als innerlijke vrede weet ik niet, maar mij gebeurde het op veel plaatsen die ik aandeed en waar ik in de meeste gevallen puur toevallig belandde. Zoals hier, in de Baai van Bourgneuf, bij Les Mouters-en-Retz. Sinds mensenheugenis wordt hier gevist vanaf houten steigers die diep de zee ingaan. Bij hoog water worden de netten, niet meer dan een paar vierkante meter groot, in het water gelaten en bij naderende eb trekt men ze weer omhoog. En dan maar zien wat er in zit. Het leek mij een onrendabele en omslachtige manier van vissen, maar het moet wel iets opleveren anders zou de methode allang zijn opgedoekt. Een dorpeling noemde de vissoorten op die zo gevangen worden, aftellend op zijn vingers. Aan één hand had hij genoeg. Mul, paling, baars en iets waar ik nog nooit van gehoord had: athérines. Moest ik opzoeken. Kornaarvis. Wist ik nog niets.

Iets zuidelijker, bij Beauvoir-sur-Mer, zag ik de Passage du Goi. Een stukje weg van 4,5 kilometer van het vasteland naar het eiland Noirmoutier dat bij hoog tij onder water komt te staan. In zowel 1999 als 2005 was het traject onderdeel van de Tour de France. Het wegdek was glibberig, meer dan de helft van het peloton smakte op de keien of eindigde ruggelings in het slik. Gedoodverfde winnaars liepen forse achterstanden op die niet meer konden worden goedgemaakt. Ik wilde die weg ook wel een zien, maar kwam bij hoog water. Wat in eerste instantie een teleurstelling leek, was een moment van triomf. Weer een kunstwerk, en wat voor een! Tevreden zat ik op de oever van basalt en keek naar het stukje weg dat als een reusachtige wig in zee verdween. Dat had zelfs Jean-Luc Courcoult niet kunnen bedenken. Had hij het wél bedacht, zou het La Voie de la Mer geheten hebben. Wat anders?


Nog verder langs de kust en bij Les Sables-d’Olonne het binnenland in door oud moerasgebied, langs voormalige zoutpannen en dorpjes die allemaal beginnen of eindigen met Marais. Naar Niort en door naar Poitiers, waar tijdens de Honderdjarige Oorlog de Fransen op 19 september 1356 een gevoelige nederlaag leden tegen de Engelsen en ik 656 jaar later, op 5 september 2012, voor de laatste keer deze reis oesters eet.

Frankrijk in de herfst. In een dorpje wijst een digitale thermometer op de gevel van een apotheek 31 graden aan. De maïs ritselt droog op de akkers en de zonnebloemen laten definitief hun kopjes hangen. Het belooft een hete herfst te worden. Ik denk aan de beginregels van Herbsttag, het immer prachtige gedicht van de grote lyrische dichter Rilke:

Herr: es ist Zeit. Der Sommer war sehr groß.
Leg deinen Schatten auf die Sonnenuhren,
und auf den Fluren laß die Winde los.

Ik weet het, ik weet. De zomer was dit jaar niet zo geweldig, hij hoeft niet bezongen, ofschoon deze eerste septemberweek erg haar best heeft gedaan. Ik rij door het Franse land, de druiven zijn nog niet geoogst, zwaar en donkerblauw hangen de trossen. Rilke dringt aan op nog een paar mooie zuidelijke dagen, opdat het fruit vol zal zijn en de wijn zwaar en zoet, alsof hij ons troost wil zeggen. Straks, als de wijn gedronken wordt, zullen we ons een zomer herinneren die wel degelijk groot was. Zijn woorden zijn balsem voor de ziel. Maar dan, als een zweepslag, de eenzaamste strofe denkbaar, temeer daar het zo verblindend mooi is geschreven:

Wer jetzt kein Haus hat, baut sich keines mehr.
Wer jetzt allein ist, wird es lange bleiben,
wird wachen, lesen, lange Briefe schreiben
und wird in den Alleen hin und her
unruhig wandern, wenn die Blätter treiben.

Gelukkig hoef ik niet meer te bouwen, en evenmin ben ik alleen. Mij wachten huis en vrouw. Wat meer nog kan ik wensen?

En nu is het mooi geweest, dat fietsen. Begin een beetje moe te worden. Ik ga maar eens op huis aan.

5 gedachten over “124. Rilke in Frankrijk

  1. Hans,

    Geniet straks van de thuiskomst, na al dat fietsen.

    Het Huis in de Loire deed me denken aan een kunstwerk van onze eigen Wim T Schippers, zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Torentje_van_Drienerlo. Het ligt er al sinds 1979, maar ik zag het voor het eerst in 1996 toen ik bij de universiteit van Twente moest zijn, het ligt tegen de campus aan.
    Misschien kun je er ooit een langsfietsen vanuit Bantega – naar jouw maatstaven een peuleschilletje!

    Houd je haaks met de laatste lootjes,

    Een broederlijke groet vanuit Londen

    Peter

    • Broeder,

      in Poitiers eindigde de tocht. Mirjam, op weg naar haar ouders in de Morvan, maakte een omweg en pikte mij daar op, fiets achterin de Volvo en klaar.
      Sinds twee dagen zitten we in het huisje in de heuvels en genieten van schitterend weer en lange wandelingen.
      Woensdag 12 september gaat het terug naar Nederland. Vroeg vertrekken, zodat we op tijd thuis zijn voordat om 20:00 de stembussen sluiten.

      Dag!

  2. Het is weer een mooi stuk geworden, Hans, een plezier om te lezen. Zo gemoedelijk als het water van de Loire op weg is naar de zee, zo gemoedelijk als de fietser op weg is naar zijn huis, zo gemoedelijk leest het verslag van de reis. Even een stroomversnelling met uit het autoraam geroepen verwensingen, en dan weer rust en bezinning. Juweeltjes als ‘daags erna is er niets dan zoemende hitte’, ‘de mais ritselt droog op de akkers’, ‘zwaar en donkerblauw hangen de trossen’.

    En zoals vaker heb je me ertoe gebracht van alles eens op te zoeken. De volledige tekst van Rilke’s gedicht bijvoorbeeld. Prachtig. En meer over de Italiaanse hete herfst, waarvan ik lees dat het de herfst was van 1969, waarin de industrie van Noord-Italië stil kwam te liggen, totdat er voldoende concessies waren gedaan aan de werkers: meer loon, 40-urige werkweek, recht op bijeenkomsten, erkenning van de vakbonden. Er wordt verteld over de verbanden met de opstanden in Frankrijk in 1968 en de golf van terreur in Italië in de zeventiger jaren. Bevlogen verhalen, verteld door mensen die soms kwistig omgaan met verloren gewaande woorden als ‘proletariaat’ en ‘bourgeoisie’. Niet zozeer dat het ging om de herfst van 1969 wilde ik je vertellen, maar dat ik genoten heb van de aanleiding om hier eens in te duiken.

    Dank je!

  3. Hans, ooit fiets ik je verhalen achterna, en hoop dan ook op een hete herfst.

    Groetjes,

    Philippe

Geef een reactie op Peter de Clercq Reactie annuleren